Met twee kinderen en een leuke baan op een peuterspeelzaal had Rianne een goed gevuld en sociaal leven. ‘Ik was altijd druk. Aan het sporten, alles goed geregeld thuis’, vertelt ze. Maar in juli 2022 kwam de eerste dreun voor het gezin: Rianne kreeg ze te horen dat ze lymfeklierkanker had. Een heftige periode volgde. Gelukkig sloeg de chemo aan en na een zwaar behandeltraject leek alles weer goed.
Praten lukte niet meer
Tot april 2024, de volgende dreun. ‘Mijn hart raakte door de chemo beschadigd en ik was opgenomen in het ziekenhuis. Er ontstond een stolsel in mijn hart dat uiteindelijk naar mijn hersenen schoot. Zo kwam het herseninfarct. Een broeder trof me ’s ochtends aan. En wist meteen; dit is foute boel. Ik kon niks meer zeggen. Alleen een beetje ja en nee, en dan nog vaak verkeerd om. Wat bleek: ik had afasie overgehouden aan mijn herseninfarct. Ook was mijn linkerzijde verlamd. En ik voelde niks. Geen emotie, geen verbinding.’ Uit het niets draaide Rianne zich tijdens bezoeken bijvoorbeeld ineens weg. ‘De kinderen vonden het lastig om op bezoek te komen. Het was een verdrietige tijd.’
De lat ligt hoog
In de kliniek kreeg ze onder andere logopedie, ergotherapie en fysiotherapie. In het begin kreeg ze 3 behandelingen per dag. ‘Maar ik dacht: ik zit hier toch? Kom maar op! Kan er nog wat bij? Ik wilde vooruit. Ik wilde 100% terugkomen. De lat lag hoog, dat zeiden de behandelaren ook, maar ik wist: als ik wil, dan kan ik. En dat heeft me ver gebracht.’ De behandelingen waren heel praktisch. ‘Hoe kook je weer zelf? Kun je een recept lezen, hoeveelheden bepalen? Wat doe je als je alleen thuis bent en de kinderen zijn op school? Dat soort dingen. Daar heb ik veel van geleerd.’
‘Ik moet wél praten’
Langzaam begon Rianne ook weer te praten. Eerst heel moeizaam. Maar met Pinksteren 2024 ging de knop om. ‘Ik was bij familie. Iedereen praatte. Ik niet. Toen dacht ik ineens: ik moet wél praten, anders komt het niet goed. Vanaf dat moment ben ik echt gaan oefenen. Spannend, nog steeds. Maar ik ga het aan.’
Inmiddels zit ze naar eigen zeggen op 80%. Dat komt vooral door de afasie. ‘100% lukt misschien niet, maar ik hoop er nog steeds op. Mijn spraak is nog niet zoals het was. Gesprekken voeren blijft moeilijk. Ik kan moeilijk vragen stellen, dus een normaal gesprek loopt vaak snel dood. Maar we zoeken daar samen een nieuwe weg in.’
Meedoen is belangrijk
Vroeger was Rianne de spil van het gezin. Alles liep via haar. Nu is ze dat nog steeds, maar op een andere manier. Ze vergeet dingen, verjaardagen, een gesprek voeren is lastig. ‘Mijn man en kinderen nemen meer over. En dat is goed. Ook mijn karakter is veranderd. Ik ben milder geworden. Rustiger. Maar het blijft een zoektocht. Mijn vader zei vroeger altijd dat ik zoveel praatte. Nu moet hij ineens praten, want ik kan het niet meer zo goed. Dat is gek, maar ook wel grappig.’
‘Ik heb geleerd dat je moet meedoen. Ook als het moeilijk is. We gaan wél naar verjaardagen. We blijven wél koffiedrinken met familie. Soms gaan we eerder naar huis, maar we zijn er. Dat is belangrijk. Je moet zelf blijven kiezen voor verbinding. Want afasie maakt eenzaam, en dat wil ik niet zijn.’
Rianne kijkt positief terug op haar tijd bij Vogellanden. ‘Zonder Vogellanden was ik niet zover gekomen. Het is echt bijzonder hoe hier met mensen wordt omgegaan. Liefdevol, met aandacht voor alles wat telt. Ze hebben me hier weer laten geloven in mezelf.’